Belastingplan 2019: fiscale vergroeningsmaatregelen

16 oktober 2018

Eind juni kondigde staatssecretaris Snel (Financiën) zijn plannen aan voor fiscale ‘vergroening’. Hij deed dit in een Fiscale vergroeningsbrief. In deze brief ontvouwt hij de plannen van de regering om het belastingstelsel te vergroenen. Dit in het licht van de ambitieuze doelstellingen van het kabinet ten aanzien van de transities voor energie en klimaat (het beperken van de uitstoot van broeikasgassen in 2030 met 49 procent) en naar een circulaire economie. Uit deze brief valt af te leiden dat de regering het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ als uitgangspunt kiest. Want, aldus de staatssecretaris, het is logischer om belasting te heffen op zaken die we als samenleving niet willen, dan op dat wat we wel willen.

Het belastingplan kwam hiervoor waarschijnlijk nog te vroeg; van deze ambities komt hierin namelijk nog maar weinig terecht. De maatregelen sluiten veelal aan op hetgeen eerder in het regeerakkoord is afgesproken en brengen wat dat betreft dus weinig nieuws.
De milieubelastingen worden nog steeds maar beperkt ingezet als het gaat om het realiseren van de ambitieuze klimaatdoelstellingen van de overheid en de al langer bestaande plannen om de belasting op arbeid te verschuiven naar consumptie; dat lijkt toch weinig consistent.

Afvalstoffenbelasting

Het regeerakkoord sprak al over het verbreden van de grondslag voor de afvalstoffenbelasting, door de vrijstelling voor het verbranden van zuiveringsslib en biomassa af te schaffen. Dit wordt vooralsnog echter niet doorgevoerd.
Wel wordt het tarief voor de afvalstoffenbelasting verdrievoudigd, en wel van 13,21 euro naar 31,39 euro per duizend kilo, wat aanmerkelijk meer is dan aangekondigd. Dat is ook een manier om de opbrengst te vergroten.
Precair is overigens dat het kabinet hiermee eindelijk de eerder gewenste structurele budgettaire opbrengst van 105 miljoen euro verwacht te realiseren. Dit is immers de gewenste opbrengst die ten grondslag lag aan de herinvoering van de afvalstoffenbelasting in 2014. Wat daarvan zij zwaarder belasten van verbranden en storten – en daarmee beprijzen van milieuschadelijke emissies en stimuleren van recyclen – past goed binnen de ambitie van het kabinet om de transitie naar een circulaire economie te versnellen.

Energiebelasting

Met ingang van 1 januari 2019 worden de reguliere tarieven in de eerste schijven van de energiebelasting voor aardgas verhoogd met respectievelijk 3 cent per m3 en voor de glastuinbouw met 0,482 cent per m3. Tegelijkertijd wordt het tarief van de eerste schijf voor elektriciteit verlaagd met 0,72 cent per kWh. Deze maatregel leidt tot een structurele budgettaire opbrengst van 200 miljoen euro.
Dit voorstel past in de gedachte die eerder dit jaar door het kabinet is uitgesproken en tevens is opgenomen in de Fiscale vergroeningsbrief. Het beginsel ‘de vervuiler betaalt’ krijgt een pregnantere rol, en milieuvervuilend gedrag wordt in zekere zin meer beprijsd.
Het zwaarder belasten van gasverbruik en minder van elektriciteit is begrijpelijk, gelet op de CO2-uitstoot van het verbruik van aardgas en de eerdergenoemde klimaatdoelstellingen. Gevolg van de beperking tot de eerste schijf is echter dat voornamelijk het eerste ‘kleinverbruik’ van aardgas, zeker ten opzichte van elektriciteit, zwaarder wordt belast.
Dit voelen vooral huishoudens en andere kleine verbruikers. Grotere verbruikers voelen dit, door de lagere tarieven voor grootverbruik, aanmerkelijk minder. Eerstgenoemden stoten echter aanmerkelijk minder CO2 uit dan laatstgenoemden, en betaalden al aanmerkelijk meer belasting.
In het licht van de ambitieuze klimaatdoelstellingen en de te verwachten effecten van deze maatregelen op de CO2-uitstoot, is dit dus eigenlijk een minder voor de hand liggende of consistente keuze. Ook gezien de wens (zie ook het klimaatakkoord) om de industrie verder te elektrificeren, is dit een weinig ambitieuze maatregel.
Tot slot wordt voorgesteld de belastingvermindering in de energiebelasting te verlagen met 51 euro (van 308,54 euro naar 257,54 euro). Deze maatregel treft eveneens voornamelijk huishoudens en kleinere verbruikers. De opbrengst van 410 miljoen euro die men hiermee genereert, wordt echter ingezet om de belastingen op inkomens en winsten voor burgers en bedrijven te verlagen.
Of dit ook daadwerkelijk betekent dat huishoudens en kleinverbruikers worden gecompenseerd, zoals wordt beoogd, wordt verder niet becijferd.

Verhuurderheffing

In de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II voert het kabinet een heffingsvermindering in voor verduurzaming van huurwoningen. Verduurzamen van woningen is een belangrijk onderdeel van de strategie om de klimaatdoelstelling uit het klimaatakkoord van Parijs te halen. Het past dan ook prima binnen het bredere beleid en de klimaatdoelstellingen van de regering.
Op grond van deze maatregel kunnen verhuurders die verhuurderheffing verschuldigd zijn en verbeteringen in de energieprestatie van bestaande huurwoningen realiseren, in aanmerking komen voor een heffingsvermindering. Deze faciliteit stimuleert isolatie van sociale huurwoningen en duurzame opwekking van energie op of nabij deze woningen.
Zo levert ook de verhuurderheffing een bijdrage aan de energiebesparing en CO2-reductie. Om een substantiële verbetering van de energieprestatie van huurwoningen te bereiken, wordt als eis voor de heffingsvermindering gesteld dat de woning met minimaal drie energie-indexklassen wordt verbeterd en dat na renovatie een energie-index van maximaal 1,4 (label B of beter) resulteert.
Uit het regeerakkoord volgt overigens wel dat wat dit betreft voor 2019-2021 cumulatief 156 miljoen euro beschikbaar is. Daarnaast geldt voor zowel 2019 als 2020 wel een maximumopenstelling van 78 miljoen euro per jaar op verplichtingenbasis. Loopt een en ander uit de pas, dan kan dit bij ministeriële regeling worden bijgesteld.

Auteur: mr. B. Kats

Dit artikel is verschenen in F&A Actueel 2018, afl. 10

Bron: cmweb.nl

Meld je hier aan!