Gros gemeenten betaalt toch reële Wmo-tarieven

23 augustus 2018

Gemeenten betalen in grote meerderheid reële tarieven voor huishoudelijke hulp en ondersteuning. Dat constateert minister De Jonge op basis van onderzoek van de regiegroep ‘monitoring reële prijs’. De eerdere constatering van branchevereniging BTN dat de helft van gemeenten te weinig betaalt strookt volgens de minister niet met de bevindingen van de regiegroep.

De regiegroep heeft tot op heden in totaal 13 signalen onderzocht over mogelijk te lage tarieven laat De Jonge weten in eenbrief aan de Tweede Kamer. Deze signalen hadden betrekking op 27 gemeenten. Uit de onderzoeksbevindingen komt volgens De Jonge “een genuanceerd beeld naar voren”. Een aantal van de meldingen bleek bij nader inzien niet te kloppen, in de zin dat de betreffende gemeenten wel degelijk voldeden aan de spelregels voor reële prijzen. In een aantal andere gevallen bleken gemeenten de tarieven onvoldoende onderbouwd te hebben. Naar aanleiding hiervan heeft De Jonge de betrokken gemeenten en aanbieders verzocht om in nader overleg te bepalen hoe alsnog goed invulling te geven aan het Besluit reële prijs.

Schraal

Dit Besluit reële prijs werd een jaar geleden van kracht als Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) met als doel gemeenten te verplichten om reële en kostprijs-dekkende tarieven te hanteren voor hulp bij het huishouden. Over het effect van deze maatregel zijn de meningen verdeeld. Branchebelang Thuiszorg Nederland (BTN) constateerde in juni dat de gemeenten in meerderheid schrale tarieven hanteren. Maar 56 van de bijna 400 gemeenten hanteren tarieven waar thuiszorgorganisaties iets aan overhouden, de helft zou te weinig betalen. “De stelling van BTN strookt niet met het beeld dat ik heb op basis van de onderzoeksbevindingen van de regiegroep monitoring reële prijs”, reageert De Jonge nu in de Kamerbrief.

Evaluatie

De betreffende regiegroep, waarin naast Actiz, FNV, CNV, VNG en het Netwerk van Directeuren Sociaal Domein (NDSD) ook BTN zitting heeft, is in het leven geroepen om te onderzoeken of het Besluit reële prijs door gemeenten en aanbieders correct wordt toegepast. De werkzaamheden zouden aanvankelijk per 1 april 2018 worden beëindigd. Maar op voorspraak van de sociale partners blijft de regiegroep tot zeker 1 januari 2019 actief. Daarnaast is recent het in Besluit reële prijs opgenomen evaluatieonderzoek van start gegaan. In dit onderzoek wordt over meerdere jaren bekeken hoe gemeenten en aanbieders invulling geven aan het Besluit reële prijs. De eerste tussentijdse resultaten moeten begin 2019 beschikbaar zijn.

Wurgcontracten

De opmerkingen van De Jonge over de toepassing van reële tarieven maken deel uit van zijn beantwoording van Kamervragen over wantoestanden in de thuiszorg als gevolg van de inzet van Oost-Europese huishoudelijke hulpen. Volgens weekblad De Groene zijn in Nederland enkele honderden van deze ongekwalificeerde, onderbetaalde krachten actief via schimmige thuiszorgorganisaties. In het artikel spreken verschillende deskundigen niet alleen hun zorgen uit  over de kwaliteit van de dienstverlening, maar ook over de kwetsbare positie van de betrokken vrouwen die slachtoffer zouden zijn van wurgcontracten en wanbetaling. Volgens De Jonge gaat het hier om een vorm van zorg die buiten het bereik van de Wmo en daarmee het Besluit reële prijzen valt. Aangezien deze ondersteuning thuis wordt betaald via het persoonsgebonden budget (pgb) zijn het volgens de minister de pgb-houders die verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit en rechtmatigheid van de zorg. Als er sprake is van ondermaatse kwaliteit of slechte arbeidsomstandigheden moeten zij aan de bel trekken.

Bron: Skipr.nl

Meld je hier aan!