Hoge Raad in Dexia-zaak: Recht gaat boven compensatieregeling

15 oktober 2018

Het Gerechtshof Den Haag moet zich opnieuw buigen over een geschil tussen Dexia en een van haar voormalige klanten over een effectenleaseproduct. Anders dan het Hof Amsterdam in de kwestie eerder bepaalde is de Hoge Raad van mening dat de klant, die zich liet adviseren door een onbevoegde adviseur, zich in een wezenlijk andere positie bevindt dan klanten die rechtstreeks contact hadden met Dexia. Ook heeft de zogeheten Duisenberg-regeling in deze kwestie geen zeggingskracht.

Het gaat in de kwestie om een man die in 2000 een aandelenleaseovereenkomst aangaat onder de neem AEX Plus Effect Vooruitbetaling bij een rechtsvoorganger van Dexia. Bij de overeenkomst was NBG Finance als tussenpersoon betrokken. Eind 2005 beëindigt Dexia de overeenkomst wegens betalingsachterstanden. Van enig rendement is geen sprake, er resteert op dat moment zelfs een restschuld van ruim € 8.300.

Een derde restschuld

De voormalige klant en Dexia beginnen dan hun juridische strijd waarbij de eerste zijn inleg en betaalde rente terugeist. Dexia vordert op haar beurt de restschuld van de man. Nadat de klant in eerste instantie gelijk krijgt van de kantonrechter, vernietigt het Hof Amsterdam deze uitspraak in 2017  en veroordeelt het de belegger tot het terugbetalen van € 2.769, zijnde een derde van de restschuld.

Geruchtmakende uitspraak

Het Hof neemt ook als uitgangspunt dat de voormalige klant is geadviseerd door een cliëntenremissier die niet beschikte over de juiste vergunning. In een geruchtmakende uitspraak van de Hoge Raad op 2 september 2016 oordeelde het hoogste rechtscollege dat de Dexia alle schade bij aandelenlease op zich moest nemen omdat er gebruik was gemaakt van een tussenpersoon zonder vergunning. Daarmee had Dexia volgens de Hoge Raad haar zorgplicht verzaakt.

Duisenberg-regeling

In de actuele zaak gebruikte het Hof Amsterdam echter de zogeheten Duisenberg-regeling om hiervan af te stappen. De klant tekende de opt-outverklaring op grond waarvan hij, bij te hoge lasten, ter compensatie naast vergoeding van de restschuld ook in aanmerking zou kunnen komen voor twee derde van de betaalde rente, aflossing en kosten. Van een dergelijke situatie was volgens het Hof echter geen sprake.

Doorprocederen ‘te aantrekkelijk’

Het Hof vond bovendien dat de rechter terughoudend moest zijn met het afwijken van de WCAM (Wet collectieve afwikkeling massasschade) zoals de Duisenbergregeling omdat doorprocederen daardoor te aantrekkelijk zou worden, wat de aantrekkelijkheid van compensatieregelingen zou beperken. Bovendien zou de afnemer die door een tussenpersoon zonder vergunning zou zijn geadviseerd zich niet een wezenlijke andere positie bevinden dat een klant die rechtstreeks door Dexia was gecontracteerd.

Afgaan op adviseur

De Hoge Raad is het met die laatste conclusie totaal niet eens en vernietigt het arrest. “Een afnemer die door een tussenpersoon die niet over een vergunning beschikt, is geadviseerd om een effectenleaseovereenkomst aan te gaan met Dexia, bevindt zich in een wezenlijk andere positie dan een afnemer die zonder een zodanig advies een leaseovereenkomst met Dexia is aangegaan. (…)De hiervoor (…) genoemde omstandigheid (de zorgplicht van een beleggingsadviseur) brengt mee, zoals in het arrest [B]/Dexia is overwogen, dat een afnemer die is geadviseerd om een effectenleaseovereenkomst aan te gaan met Dexia, niet zonder meer een deel van de schade kan worden toegerekend op de hiervoor (…) genoemde grond dat uit de leaseovereenkomst voldoende duidelijk kenbaar was dat werd belegd met geleend geld en dat, kort gezegd, daarmee aan de overeenkomst de nodige risico’s waren verbonden. Die afnemer mag in dat geval immers, kort gezegd, afgaan op zijn adviseur.”

Geldend recht

Ten aanzien van de Duisenberg-regeling merkt de Hoge Raad fijntjes op “dat de verbindendverklaring van een WCAM-overeenkomst geen grond kan opleveren voor een bepaalde rechtsuitleg. Het staat degene die zo’n overeenkomst niet wil aanvaarden, vrij een opt out-verklaring uit te brengen en zich tot de rechter te wenden indien hij meent dat een andere uitkomst op haar plaats is. De rechter dient zich ook in dat geval bij zijn beslissing te laten leiden door het geldende recht.”

Bron: amweb.nl

Meld je hier aan!